zaterdag 20 februari 2010

Dooiijsstrijd


Om half 7 's avonds werd ik door Hans van der Plas opgehaald voor de reis naar Harderhaven via Flevonice. Op de weg tussen Amsterdam en Almere werden we getracteerd op een sneeuwbui en een onweersbui. In februari! De winter van 2009-2010 blijft een bijzondere. Na een niet gewenste bocht bij Lelystad kwamen we om half 9 aan bij Flevonice, waar we het startnummer alvast op kwamen halen.
Hans had gisterenavond gebeld, maar dat gold alleen een reguliere toertocht. Voor IJsstrijd konden we eigenlijk morgen pas terecht. Maar gelukkig waren de dames van IJsstrijd heel flexibel en zochten ze onze paperassen en mijn IJsstrijd-jack met Breed-logo lag toevallig precies op dat moment uitgestald op de inschrijftafel. Ook de beennummers kregen we overhandigd. Hans had nummer 192, ik nummer 39. Het begin was veelbelovend....
Om een uur of 9 waren we bij de tjalk "'t Is net oars". Voor degenen, die het Fries niet beheersen, de vertaling luidt "Het is niet anders". Mijn schoonzus Annemarie kwam ons tegemoet gelopen, om ons te waarschuwen, dat het op de loopplank heel glad was. De tassen sjouwden we dus maar in een paar etappes naar de boot. Ik haalde zoals afgesproken mijn slijpblok tevoorschijn om de schaatsen van mijn zwager Anton weer scherp te krijgen.
Om een uur of 11 werd de kooi opgezocht door iedereen, terwijl ik op een luchtbed voor de houtkachel ging slapen. Degenen, die mij altijd al brandhout vonden....
Ik heb als een blok geslapen tot half 3, toen ik het toch wat koud kreeg in de zoveelste vriesnacht van deze winter. De kachel was inmiddels uit en dan is zo'n boot toch wel koud. Maar met een fleece aan in de slaapzak wist ik mezelf toch wel warm te stoken.
Om half 6 ging de wekker af. Hans had daar al 4 uur op liggen wachten. Hij was om half 2 wakker geworden en kon de slaap niet meer vatten. We ontbeten zo stil mogelijk om niemand wakker te maken, maar Anton had ons toch gehoord en kwam even bij ons zitten.
Door het wederom besneeuwde Flevoland reden we rond half 7 naar Flevonice, waar we, net als Jan van Schie van de Krasse knarrengroep uit de Leidse IJshal, onze schaatsen aandeden. Het startschot werd om 7 uur gelost, wij vertrokken 2 minuten later. Het zou de eerste 200 km voor Hans worden en ik had beloofd om hem op sleeptouw te nemen. Dan kun je beter niet in zo'n peloton zitten, want dan ligt het tempo vaak net te hoog in het begin.
Het vroor een paar graden en er stond een stevige wind. Desondanks wisten we de eerste ronden van 5 km in het donker behoorlijk vlak af te leggen, telkens rond de 16 minuten. Alleen de kuit- en scheenbeenspieren voelden de eerste 20 km niet lekker aan. Kennelijk had ik voor mijn lichaam te lang rust gepakt. Maar toen ik eenmaal warm gedraaid was, voelde ik me verder prima.
Het was een mooi gezicht om de bloedrode zon op te zien komen boven de paar bomen in de verte. Dat maak je ook niet iedere dag mee als je aan het schaatsen bent. Het ijs was goed, net als bij de Elfurentocht in november 2008, dus dat beloofde veel. We zaten in een lekkere cadans, we namen om de paar ronden wat te drinken van onze sportdranken, aten een banaan of een krentenbol, stempelden om de 5 ronden en zaten zeer lang op het schema van 11 uur. De februarizon begon echter steeds krachtiger te schijnen en om een uur of 11 begon hier en daar de bovenlaag wat zachter te worden.

Het was inmiddels behoorlijk druk op geworden op Flevonice. Tesamen met het steeds zachter worden van de bovenlaag betekende dit, dat grote gedeelten van de ijsbaan totaal aan gort gereden werden. Her en der verschenen plassen water op het ijs, terwijl je op veel plaatsen bleef steken in de prut van dooiend, kapotgereden ijs. Op een paar plekken zaten zelfs kleine gaten.

De tractor met borstel kon dit niet meer bijwerken.
Toen we 85 km gereden gereden hadden, zeiden we tegen elkaar, dat we er rekening mee moesten houden, dat de ijsbaan dicht gegooid zou worden, zo slecht werd het ijs. Steeds meer mensen verlieten de ijsbaan. Vooral mensen met klapschaatsen moesten erg hun best doen om niet te vallen. Als je met een vaartje in de prut reed, remde je ineens flink af en met een klapschaats kun je dan vrij voorover kantelen. Met de kluunschaats heb je hier minder las van, maar het tempo ging hard achteruit. We zaten inmiddels op een schema van 12 uur.


Daar we in ieder geval de 100 km wilden halen, namen we de tussendoorgang vlak voor de 400-meterbaan, waar het ijs het allerslechtste was. Zo konden ze ons niet van het ijs halen, voor we de 20 ronden voltooid hadden. Inmiddels had de zon plaatsgemaakt voor een donkere bewolking, waaruit weer flink wat sneeuw viel. Vooral op de stukken met de behoorlijk harde tegenwind zag je af en toe geen hand voor ogen. Op de inmiddels zeer grote stukken met papijs is dat niet prettig bewegen, kan ik u verzekeren. Want met schaatsen had dit niet zo veel te maken.
Na 100 km, die we hadden volbracht in 5 uur 47, hakten we de knoop door. Op dit ijs zouden we onmogelijk om 19.00 aan de laatste ronde begonnen zijn voor de 200 km, terwjl wij verwachtten, dat de baan binnen een uur wel gesloten zou zijn. Kortom, de kans op blessures zou, gezien de bloedsporen het en der op het softijs, groter zijn, dan de kans, dat we de tocht op tijd zouden volbrengen. En dan moet je soms verstandig zijn, hoezeer dat ook indruist tegen mijn wil om te volbrengen, waar ik aan begonnen ben.
Maar ja, we schaatsten voor de Nierstichting ten behoeve van de gezondheid van anderen, en dan mag je ook wel aan je eigen gezondheid denken. En dat zonder een spoor van vermoeidheid. Bij de echte Elfstedentocht gelden echter heel andere wetten...
Je kunt het trouwens ook anders bekijken: het ijs had het eerder opgegeven dan wij.

We zouden nog één rondje uitrijden, maar Hans zakte bij de eerste bocht al zo ver weg in het ijs, dat hij bang was, dat zijn enkel dubbel zou klappen. Hij reed linea recta door naar de plek, waar onze tassen stonden. Daar het nu pas echt fors sneeuwde, wilde ik het rondje afmaken, als waardige afsluiting van deze sneeuwwinter.

Om 1 uur was meer dan 90% van degenen, die een uur ervoor nog reed, dan het ijs af. Enkele kleine groepen en individuele schaatsers bleven doorploegen. Wij gingen ons douchen, de startnummers inleveren, waarvoor we een medaille kregen, een tas met allerlei spullen én een gesigneerd exemplaar van "Een onbegrepen doordouwer" van Henk Angenent. En dat allemaal voor beennummer 39.....
Na de warme chocolademelk kreeg Hans eindelijk contact met zijn vrouw en een paar vrienden, die onderweg waren om ons aan te moedigen. Ze waren niet zo ver van Biddinghuizen meer vandaan. We besloten dus op hen te wachten en ontdekten, dat er nog maar twee wachtenden waren bij de vier massagetafels. Dat leek ons wel wat. De rug en de beenspieren werden flink onderhanden genomen, waarbij het verschil tussen fijn en pijn soms maar zeer minimaal was.
De masseuses raadden ons aan om flink wat te drinken om de afvalstoffen af te voeren. Dat deden we dus maar. Hans was de bob en hij kreeg water, ik was de bofkont en ik nam Hoegaarden witbier, uiteraard met citroen. Intussen werd de opbrengst in de zeer drukke, gezellige kantine van Flevonice bekend gemaakt van IJsstrijd: € 161.908,- voor de Nierstichting! En daar deden we het allemaal voor.
Bij ons aan tafel zat een Noord-Hollander, die om 4 uur net van het ijs af was gegaan, met 150 km in de benen. Normaal gesproken ga je, als je zo ver bent gekomen, door tot het einde. Hij had gesproken met iemand van Flevonice, die erkende, dat ze hadden gewoon te laat de koelmachine aangezet. Het ijs was 's middags wel harder geworden, maar de kwaliteit was stukken slechter dan vanochtend, toen we dus gewoon op natuurijs hadden gereden.
Op de terugweg hoorden we in de auto, dat Balkenende IV was gevallen.

Ik wist trouwens niet, dat deze Zeeuw schaatste....
Uiteraard mijmerden we erover, hoe het gelopen zou zijn, als de ijsmeesters van Flevonice bijtijds de koelmachine hadden aangezet. Dan had Hans vermoedelijk zijn eerste Alternatieve Elfstedentocht hebben uitgereden op deze gezellige winterdag en ik mijn zevende 200 kilometer en zou IJsstrijd voor ons niet veranderd zijn in een Dooiijsstrijd. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer. 't Is net oars!"

1 opmerking:

Anne-Marie zei

Hallo Bert,

Wat sneu! En ik vond jullie nog wel zulke bofferds toen ik vanochtend rond 10 uur naar het station fietste: sprookjesachtig wit, zonnetje en lekker fris. Goed dat de Olympische Spelen niet op Flevonice gereden worden, wat een sof en niet netjes tegenover de mensen van de Nierstichting.
Ik vind honderd km. ook petje af, en door de slechte omstandigheden was het toch een elfstedentochtwaardige prestatie.
Als je nog eens komt slapen, neem dan Ada mee. Anton en ik hebben het in geen nachten zo warm gehad en we hadden geeneens sokken of fleecejes aan. Ook de jongens in het tussenkamertje (buitentemperatuur) heb ik niet over de kou gehoord. Volgende keer maak ik wel een kruik voor jullie (nee, geen Schelvispekel erin).

Anne-Marie