woensdag 13 augustus 2008

"Het moet ook niet gekker worden!"

Het voortraject van mijn derde marathon was een heel vreemde. Na de 200 kilometer op de Weissensee was ik 7 weken uit vorm om precies met de wintertriatlon op 20 maart een nieuw persoonlijk record op de klokken te brengen. Na een week rust begonnen met 3 keer in de week trainen, om eind april de eerste echte test te ondergaan: de halve marathon van Noordwijkerhout ging prima, met 1.37.00 haalde ik 2 minuut 30 van mijn oude toptijd af.
Terwijl heel Nederland Koninginnedag vierde liep ik in mijn eentje van de Stevenshofpolder naar Hoogmade, waar ik bij een neef een klein half uurtje rustte om daarna de 15 kilometer terug te lopen.
Op Hemelvaartdag ging ik met Jaap de Gorter naar Rijpwetering voor de Hanepoelloop. Jaap liep de 10 km met de klok mee, ik de halve marathon tegen de klok in. In de mooie polder langs de Wijde Aa tussen Roelofarendsveen en Hoogmade kwamen we elkaar tegen. “Je ligt negentiende” kreeg ik van Jaap te horen. Nou, als er iets is, wat vleugels geeft….
Nu is opgeven niet mijn specialiteit, maar nu kon ik nog beter aanklampen bij de drie mannen en de eerste vrouw van de loop. Bij een drinkpost op 15 km verloor ik het contact met deze groep. Een gaatje van 20 meter loop je in je eentje niet meer dicht, zodat ik op die groep langzaam maar zeker terrein verloor. Desondanks scherpte ik mijn p.r. nog eens aan: 1.34.59!
Tijdens de eerste droogtraining op dinsdagavond vertelde ik hier trots over, waarop Letty Ruhaak spontaan zei:”Het moet ook niet gekker worden!”
Ik was echt in topvorm. Nu was het verder een kwestie van geen gekke dingen doen en gewoon de vorm vast proberen te houden. Tijdens beide 30-km-trainingen in de duinen en op het strand lukte dit uitstekend. Dat ik de marathon zou halen stond voor mij buiten kijf. Maar als ik één kans in mijn leven had om hem binnen de 4 uur te lopen, dan was het wel nu. Uit ervaring wist ik, dat je in het laatste gedeelte geen winst kunt boeken, dus dat moest in de eerste helft gebeuren. Sneller starten dus, met het risico, dat je jezelf opblaast.
Op 12 juni bracht ik eerst een blikje energiedrank voor de tweede ronde naar Carl Flaman aan de Vrouwenweg, alvorens naar Jaap de Gorter te vertrekken, waar Hans Boers zowaar op tijd was. Gedrieën wandelden we een kwartier na Juul Mentink en Sophie Stein, die de 10 km zouden lopen, van de Rijn- en Schiekade naar de Breestraat, waar om kwart over 12 het startschot zou klinken.
In de Breestraat was het warmer dan gedacht en voorspeld, dus vlak voor de start kon het zweethemd in de heuptas: 2 minuut 30 na de wedstrijdlopers begon voor ons de (halve) marathon. Tot Zoeterwoude ging alles vlotjes, maar na 4 km begon mijn linkervoet op te spelen: een lichte overbelasting. Als goed katholiek (de Paus denkt daar héél anders over) heb ik uiteraard wat schietgebedjes voor dit soort omstandigheden bij de hand. Als lichaamskracht faalt, komt het op geestkracht aan.
Gelukkig was een kilometer of 4 verder de pijn in de voet verdwenen en kon ik weer natuurlijker afwikkelen. De eerste 10 kilometer ging in ruim 50 minuten. De eerste ronde verliep in het licht bewolkte weer met een zeer aangename temperatuur verder probleemloos.
Bij de Stevenshof reikte Ada mij, zoals afgesproken, twee krentenbollen aan en in 1.50 voor de halve marathon lag ik precies op schema.
Na de finish van de 21 kilometerlopers is er ineens een grote leegte: 100 meter voor je zie je de volgende marathonlopers. Je bent kortom op jezelf aangewezen. Maar als je een paar keer in je eentje 30 kilometer getraind hebt, is dit mentaal geen enkel probleem.
Na 3 kilometer kwam ik op de Vrouwenweg, waar Carl mij het blikje energiedrank om de vetverbranding op gang te helpen, aanreikte. Bij de Blauwe brug tussen de Vlietlanden en Voorschoten zag ik Ada niet. Nooit gedacht, dat ik mijn vrouw mis zou lopen, omdat ik te snel was! Met 2.40 over de 30 km lag ik vóór op het schema.
Na de lus in Voorschoten begon ik aan de laatste 10 kilometer met het gevoel, dat ik tegen de kramp aan zat in mijn linkerkuit, mogelijk omdat het een stuk kouder was dan de eerste ronde. Intussen had ik zoveel speelruimte op het schema, dat ik wat kon temporiseren. Het beruchte punt van de 35 kilometer passeerde ik met een klein dipje, maar zonder de beruchte man met de hamer. Het enige, wat me ervan kon weerhouden, om de marathon binnen de 4 uur te lopen, zou kramp zijn of de geschifte Ierse priester, maar beiden bleven gelukkig achterwege.
In 3 uur 52 minuten en 6 seconden bleef ik ruim onder de 4 uur: een verbetering van mijn toptijd met ruim 18 minuten.
Pal nadat ik gefinisht was, gingen de hemelsluizen wagenwijd open: ik had weer eens geluk gehad. Jaap en Juul hadden mijn tas met droge kleren bij zich, zodat ik bij hen thuis een Palmpje nam op een zeer geslaagde marathon.
De volgende dag zette een collega alles weer in het juiste perspectief: “Hoe ouder hoe gekker.” Maar toch is het niet zo gek, om vlak voor je vijftigste verjaardag een lijf te hebben, dat tot zulke inspanningen in staat is.

Geen opmerkingen: